Théodore Rousseau (1812-1867) en Charles-François Daubigny (1817-1878) behoorden tot de kunstenaars die in de eerste helft van de negentiende eeuw naar het Franse dorp Barbizon in de eeuwenoude bossen van Fontainebleau trokken. Daar schilderden en tekenden zij de natuur zonder deze te idealiseren zoals hun voorgangers deden.
De Mesdags brachten een grote verzameling werken van de kunstenaars van Barbizon bijeen, waarvan de meeste tekeningen van de hand van Rousseau en Daubigny zijn. In deze tekeningen komt hun fascinatie voor de natuur op verschillende wijzen tot uiting.
Théodore Rousseau
In Rousseau’s tekeningen komen nauwkeurige observatie en innerlijke beleving samen. Hij vereenzelvigde zich met de bomen die hij weergaf en stelde zich als doel deze ‘zielen van het woud’ weer te geven. Hierbij experimenteerde hij veel met materiaal en techniek.

Théodore Rousseau, De grote eiken van het oude Bas-Bréau, 1857
Charles-François Daubigny
Daubigny koos veelal voor stemmige en uitgestrekte landschappen als onderwerpen van zijn tekeningen, die hij bij voorkeur op een langgerekt papier tekende. De sfeer was hierbij belangrijker dan de precieze weergave van de omgeving.

Charles-François Daubigny, Landschap met kudde schapen bij maanlicht, 1859